vrijdag 8 september 2023

Tandarts Mahler te Crooswijk

 Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer"  september 2023 

De kinderen op school moesten tijdens mijn lagere schooltijd, we spreken over de jaren 60, eens in de zoveel tijd naar de schooltandarts. Als de Crèmekleurige “veewagen” kwam voorrijden was er met het angstige kroost op slag geen land meer te bezeilen. Ik was niet bang want, ik hoefde niet! Wij hadden tandarts M. in Crooswijk waar we eens per half jaar naar toe moesten.

Nee, ik was geen held die huppelend ieder halfjaar naar de “smoelensmid” ging, maar omdat het in schooltijd was zag ik het als een ochtend vrijaf. Met mijn moeder en zus liepen we dan door Kralingen langs de Gashouders in de Weteringstraat, over de Goudserijweg met de heerlijke geur van vers gebakken brood bij bakker Wolff en zo verder langs de Koninginnekerk. Geen kind op straat, die zaten gehoorzaam in de schoolbankjes.

Tandarts M. had zijn praktijk in een groot herenhuis. De spreekkamer stond vol met ouwe vergeelde meuk. Achter de behandelstoel, in de spreekkamer, stond als een gevaarlijk insect, de tandartsboor MET snaaraandrijving. Als dat ding werd aangezet zat heel de wachtkamer verstijfd. Verder lagen er allerlei, op martelwerktuig lijkende, gereedschappen in een bakje naast de behandelstoel naar je te grijnzen. 

Er werd nog niet op afspraak behandeld. De wachtkamer zat daarom altijd overvol met een verscheidenheid aan fondspatiënten en als je binnenkwam moest je altijd gillen: “wie is de laatste?” Aan de muur hing een tekening van een knipogende Cowboy op een paard, hij had een stuk fruit in z’n hand. “Cowboy Lasso, hoefgetrappel. Snoep verstandig, eet een appel”, was de tekst eronder. Hiermee werd je eraan herinnerd dat je de afgelopen tijd weer te veel gesnoept had. Dat zou weldra blijken want daar ging het ijzingwekkende schorre belletje dat wij aan de beurt waren. We betraden via de knarsende deur de behandelkamer.

Ik had al heel snel vullingen in m’n kwebbel maar om nou te zeggen dat ik angst had, nee. Natuurlijk ging je opgewekt naar huis als je was geweest maar dat was voor mij meer dat ik weer kon bewegen ipv ingesloten te zitten tussen de, naar angstzweet ruikende, patiënten. Je kon als het ware tegen de lucht van verschraald frituurvet en natte jassen aanleunen.

De tandarts had mij overigens een keer goed te pakken. Er moest een kies worden getrokken. M. had het druk en pompten een paar injecties in mijn mond en in plaats van te zeggen: ‘ga maar even naar de wachtkamer moest ik blijven zitten, ‘die is er zo uit’ zei hij terwijl hij de spuit in het metalen bakje smeet. Nou, vergeet het maar en het deed nog verdomde pijn ook. Bij de harde kreet van mijn kant: ‘au joh’!! sprong z’n hond luid blaffend onder het bureau van de secretaresse vandaan. Ik denk niet dat ik nog gekermd heb.

De tandarts was als persoon denk ik niet zo slecht want tijdens mijn vakantiebaantje als postbode bestelde ik de post op zijn huisadres. Als ik hem dan toevallig trof zei hij zeer vriendelijk: ‘mogguh, possie, hebbie nog wat voor me?’. Daar had hij een andere rol dan in dat herenhuis te Crooswijk. Als ik daar nu nog langsloop hoor ik de boor, het schorre belletje en die rothond.

dinsdag 11 juli 2023

Kwajongens slaan de spijker op z’n kop

Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer"  juli 2023 

Terwijl meester Staal in een wolk van sigarenrook een stoffige natuurkunde theorie uit probeerde te leggen keek ik door het raam naar buiten. Aan de overkant hingen huisvrouwen hun spierwitte was buiten in de najaarszon. Een meeuw krijste en in de verte hoorde ik het vertrouwde geluid van een draaiorgel. Het nieuwe schooljaar was nog maar net begonnen maar mijn gedachten dwaalde hierbij al weer af naar de onlangs genoten zomervakantie. Voor een reis was te weinig geld maar dat maakte niet uit, de zon scheen altijd we konden onbezorgd buitenspelen, kattenkwaad, fietstochten naar de Hoek (van Holland). Tja, dacht ik vredig fantaserend, “wat zullen we volgend jaar gaan doen?” De bordenwisser die door de klas mijn richting werd opgegooid rukte me uit mijn dagdroom.

 Die grote vakantie van 1972 zou een gedenkwaardige worden. Wederom niet op reis maar op het stoepje voor het huis van Fred in de Paulus Potterstraat te Kralingen smeedden we plannen om een hut te gaan bouwen op het pleintje van dezelfde straat. We verzamelden wrakhout uit de Maas, pallets bij Econosto. Waar we al het hout vandaan haalden, je kon het zo gek niet bedenken. Ik herinner me dat ik op de Boven Oostzeedijk met een paar planken de steile stenen trap aldaar afliep. Ik gleed uit en tuimelde met heel de handel pijnlijk naar beneden. Alsof dat niet erg genoeg was, beneden lag de bonus, een grote hoop stront waar ik zo inviel. Ik kon gelijk douchen.

Er werd stevig getimmerd, op duimen geslagen, splinters uitgetrokken en harder gewerkt dan op school. Toen de hut er stond, hij was 3 hoog, gingen we erin koken op een petroleumstelletje, we rookten er onze eerste sigaret, merk Gold Coast, we dronken er ons eerste flesje bier, Oud Bruin. We luisterden muziek op ons transistortje en de buurt vond het best, men had een keer geen last van ons. Ik zal nooit vergeten dat ik nieuwe schoenen had gekregen. Het waren de zgn. Kickers die toen zo in waren. Wat was ik trots op die schoenen. Tot op het moment dat we gingen eten in de hut. Ik trok een blikje sardientjes open en de olie uit het blik stroomde zo over mijn mooie schoenen. Buiten dat ik dit verschrikkelijk vond was ik ook erg bang dat ik gigantisch op mijn donder zou krijgen. Ik probeerde de vlek met alles te maskeren maar van een afstand kon je het al zien, zeker mijn moeder. Om die reden heb ik de schoenen haast nooit meer gedragen.  

 Kattenpis!

De hut was niet alleen van ons. ’s Nachts deden de tientallen straatkatten hun intrek. Wat hun precies trok wisten we niet maar één ding was zeker, ze pisten overal. Het gebeurde meerdere malen dat ik thuis in mijn kamertje zat, iets rook en dacht, kattenpis!

Na 6 weken was de pret voorbij, de vakantie was over en de hut werd gesloopt door de ROTEB. Het dagdromen in de schoolbanken over de volgende zomervakantie kon weer beginnen.

Het jaar daarop bouwden we weer een hut. We volgden dezelfde handelingen bij het verzamelen van hout. De buurt doneerde veelal de spijkers en binnen een paar dagen timmerden we een nieuwe hut. Deze was 5 hoog. De hoogte was gelijk aan een lantarenpaal. We kookten, we rookten, we dronken ennn, van een oudere buurtgenoot kregen we seksboekjes. We scheurden de platen eruit en hingen ze in ons “appartement” want ieder van ons had zijn eigen vertrek. Buiten de polderpoezen op de plaatjes waren de straatpoezen ook weer van de partij.

Door een korte vakantie heb ik niet meegemaakt dat de ROTEB deze hut afbrak maar Fred vertelde later dat ze de hut met een vrachtwagen en een groot touw hebben moeten omtrekken. Hiermee werden de waarschuwingen van de buren, “kijk uit jongens dit is een bouwval” meteen de kop ingedrukt. Het jaar erna kwam er geen hut. Door een deelgemeente raadslid in onze buurt werden we gewaarschuwd dat het niet meer mocht. Er zou gezocht worden naar een alternatief en dat alternatief kwam er.



Bij buurtvereniging “De Kraal” aan de Waterloostraat bevond zich een groot braakliggend terrein. Hier werd voor de jeugd de mogelijkheid gecreëerd om hutten te bouwen. De Havenloods en Oostergids schreven er over. Er werd geen woord gerept over de grondleggers van dit vakantie vertier. Maar ach, wat zou het. Wij bouwden inmiddels luchtkastelen op onze toekomst.

 Elk jaar als de zomervakantie aanbreekt denk ik toch weer even terug aan die mooie tijd. Ik wens ieder kind en vooruit alle ouders een mooie vakantie toe.

vrijdag 21 april 2023

Koninginnedagen om nooit te vergeten

Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer"  april 2023

Ik ben nog uit de tijd van “Koninginnedag” 30 april, de verjaardag van onze Juul, het zal zo rond 1965 geweest zijn. Het was een feestdag waar we lang naar uitkeken. De viering begon eigenlijk al de avond ervoor met de lampionnen optocht. Hele hordes kinderen liepen achter het muziekkorps aan. Hoe donkerder het werd, hoe mooier de gekleurde lampionnen oplichtten en zo sjokten we door de straten van Kralingen. Af en toe het huilen van een ontroostbaar kind omdat zijn of haar lampion vlam vatte.

Dan brak Koninginnedag aan. Ik heb nog net meegemaakt dat we een ochtend naar school moesten maar het werd al snel een vrije dag. De “Marskramer” was ’s ochtends open en daar kochten we onze Oranje attributen. Een mombakkes, hoedjes, wandelstok met elastiek en natuurlijk een balletje eraan. Zo kon je iemand met dat balletje voor z’n (mom)bakkus schieten.

In de verte hoorde je de fanfare aankomen. Snel naar buiten en vervolgens liep je er opgetogen  achteraan met al je prullaria. Ik herinner me nog dat ik eens struikelde over mijn eigen wandelstok met elastiek en het balletje eraan. Ik liep net achter de blaaskapel. De stok zwiepte zo tussen de benen van de man met de Grote Tuba. Tuimelend schoot hij naar voren maar kon zich gelukkig nog net staande houden, hoorde ik daar nou toch een valse noot? Mijn mazzel was dat hij in de maat door moest blijven blazen. Zodoende kon hij me geen grote mond of, erger nog, klap voor m’n kop geven.

Natuurlijk was de kermis altijd een hoogtepunt. “Je kan beter niet op Koninginnedag naar de kermis gaan” zei mijn moeder, “als je dan één rondje in de zweefmolen hebt gedraaid moet je al weer uitstappen, die gasten willen op zo’n dag alleen maar geld verdienen”. Dat was natuurlijk waar maar we gingen graag. We kregen altijd van oma’s en opa’s extra geld voor dit evenement. We gingen dan in een aantal attracties waaronder het spookhuis en de botsauto’s. Je nam een lekkere zoete suikerspin vlak voor je de “Vliegende Hollander” instapte, dat had je beter niet kunnen doen. 

 Tegenover ons huis kwam begin jaren ‘70 Studentensociëteit Hermes. Daar was rond de feestdagen altijd veel te beleven. De dag vóór Koninginnedag mocht de buurt altijd op bezoek komen en óp Koninginnedag braken de studenten vaak de volledige tent af. Ik heb ze er eens een piano van het bordes zien gooien, brandstichting in de grote zaal en orgies met veel drankgelag. Je kon er van alles verwachten.

 In de middag waren er natuurlijk overal buurtfeesten. Kinderen konden hun step of fiets met oranje crêpepapier en dergelijke versieren en zo kon je aan een wedstrijd meedoen en zelfs iets winnen. Dit was niet aan mij besteed want ik had al snel gezien dat er in de Aegidiusstraat een geweldige band speelde. Tjonge, wat was ik daardoor geobsedeerd. Die gitarist kon spelen, joh. Daar heeft een groot deel van mijn interesse voor het gitaarspelen gelegen. Later heb ik zelf ook vaak op deze dag op diverse locaties gespeeld.

Of we ’s avonds dan niet helemaal uitgeteld waren? Welnee joh. De grote apotheose kwam nog en was natuurlijk het vuurwerk aan de Boompjes of Parkkade. Niks slaap, we moesten naar het vuurwerk. Vaste prik.

 Nu, vele jaren later, komt de Koninklijke familie weer eens naar Rotterdam, de laatste keer was Koninginnedag 1992. Het is 56 jaar geleden maar ik kan me de geboorte van Willem Alexander nog wel herinneren. Ik zat in de derde klas van de lagere school. Iedere leerling die al een beetje kon schrijven moest een opstel maken over deze gebeurtenis. Tot mijn grote trots werd mijn stukje gepubliceerd in de schoolkrant en luidde als volgt:

 Een Prinsje geboren

De laatste weken van april zaten de mensen vol spanning. Want er zou een baby geboren worden. Dinsdagavond ging Beatrix naar het ziekenhuis en Claus was de hele nacht in het ziekenhuis gebleven van de verwachting van de baby. En op donderdagavond kwam een extra journaal en toen werd er gezegd dat Beatrix het leven geschonken had een flinke zoon. De mensen om het Academisch Ziekenhuis hoorden dat er een prins was geboren en zij riepen: “Leve de Prins!!!”.

En er werd 101 keer geschoten en de klokken gingen luiden. Ik denk wel dat er een heleboel mensen beschuit met muisjes gegeten hebben. En een dinsdag kreeg de baby een naam: Willem, Alexander, Claus, George, Ferdinand.

 

Martin Stikkelorum        3e klas Reviusschool, Rotterdam - Kralingen

 

\

dinsdag 7 maart 2023

Winters van toen. 1991

 We schrijven december 1991

Vandaag zag ik iets waar ik hard om moest lachen, het deed me denken aan vroeger en “How Time Flies”. Ons landje is al een week in de ban van de winter met zijn typische grijze sneeuwluchten en het ouderwets knerpende geluid van laarzen in de sneeuw*** In dit winters exterieur passen de sneeuwmannen, geboetseerd door kinderhanden. Deze “jongens” herrijzen in tuinen als waren het Security Gards.

Vandaag zag ik een typisch voorbeeld van een Snowman anno 1991. Sneeuwman met Walkman. Met deze aanblik kon ik mijn lachen niet houden en tegelijk nam mijn gedachte de vlucht naar vroeger jaren. De tijden van sleetje rijden en de smaak van oma’s chocolademelk. Toen zagen de sneeuwmannen er heel anders uit, toen had je nog echte. Nu missen ze de zwarte ogen van toen. Weet je nog, de kolen van vroeger? Uit de ouderwetse kolenkit. De winterpeen die vroeger als neus fungeerde zie je nu ook niet meer. Tegenwoordig eet toch haast iedereen uit een pot of uit blik?

De bezem die als wandelstok diende is vervangen door een afgerukte tak. Trouwens een bezem, wie bezemt er nu nog zijn straatje? De zwarte hoed is ook schaars geworden maar gisteren zag ik toevallig nog een sneeuwman met zo’n hoedje. Vandaag had hij hem niet meer op, zeker gestolen. Het gemis van een shawl rond zijn nek maakt een troosteloze indruk.

Sneeuwman met Walkman, een hard gelach. Terwijl ik verder loop mompel ik:

 

Tijden verstrijken, normen vervagen.

Oma’s en opa’s raken we kwijt.

Het is nu heel anders als zij dat toen zagen.

Het is de erfenis van vadertje tijd.

Opwindende momenten van een jong spottertje op Zestienhoven

 =Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer", maart 2023=

Het moet rond mijn twaalfde jaar zijn geweest dat ik door mijn neef geïnfecteerd werd met het “Spottersvirus”, we praten over de begin jaren zeventig. Als je in Rotterdam woonde kon je die hobby het best op Zestienhoven, het huidige Rotterdam – The Hague Airport, beoefenen. Gewapend met verrekijker en registratieboekje, waar ik trouw alle vliegtuigen in opgetekende, ging ik zo vaak ik kon op de fiets vanuit Kralingen door weer en wind naar de luchthaven. Ik zal het nog sterker vertellen, ik ben zelfs een keer op de step gegaan.

Om het vliegveld op te komen moest je eerst langs een wachtcommandant. Zittend in zijn wachtpost  bediende hij de slagboom. Ik weet nog dat ik trouw iedere keer het verschuldigde bedrag betaalde, ik meen een dubbeltje. Mijn neef, die zelf in Overschie woonde, bracht bijna dagelijks een bezoek aan Zestienhoven en zei me: ‘als je volgende keer gaat moet je niet meer betalen, je rijdt langs de slagboom en steekt vriendelijk je hand op, voor dat duppie kan je weer wat lekkers kopen, succes’. Dat deed ik dus maar één keer, via een luidspreker werd ik terug gesommeerd. Of ik alsnog netjes betaald heb of direct met de staart tussen de benen naar huis ben gegaan is me ontschoten. Bedankt neef!

Piloten-latijn

Mijn neef had een radiootje waar je, buiten Veronica e.d., ook de frequentie die de luchtvaart gebruikte op kon ontvangen. Van mijn opa kreeg ik er ook één. Ik heb nooit durven zeggen dat ik niets van al dat Engelse heen en weer gebabbel tussen piloten en luchtverkeersleiding begreep. Maar luisterend naar deze berichten bleef ik er altijd wel heel ernstig bij kijken. Zo hield ik de schijn hoog dat ik begreep wat er zich in ons luchtruim afspeelde.

Voor spotters waren er op Zestienhoven wel een aantal interessante perioden te beleven. Zo kon je in het voorjaar een hoop plezier beleven aan de zgn. “Bollenvluchten”. Toeristen die een bezoek aan de Keukenhof brachten vlogen vaak op Rotterdam. Dat was dan een drukkere tijd en er zaten interessante kisten (want zo noemden we vliegtuigen) tussen. Bij mist kon je er zeker van zijn dat er vluchten van Schiphol op Zestienhoven landden. Dat waren de “uitwijkers”. Geweldig.


Heilige grond

In de vertrek- of aankomsthal kon je je vrij ophouden maar de hoge verkeerstoren was heilige grond. Als ik daar eens zou mogen kijken. Ik schreef soms een stukje voor de schoolkrant en bedacht me dat als ik nu eens over Zestienhoven zou pennen er misschien een kans was om me daar naar binnen te praten. Het lukte me, men was gevoelig voor de smeekbede van de jonge reporter, en mijn verslag kwam nog in de schoolkrant ook. Jammer dat het blaadje “Schoolflitsen” waarschijnlijk bij de ouwe kranten is terechtgekomen. 

De Koeieboot

Ik zal jullie niet belasten met de wetenschap welke toestellen Zestienhoven destijds aan deden. Eén ervan is wel het vermelden waard en roept wellicht bij één van de lezers herinneringen op. We hebben het over het viermotorig propeller vliegtuig de Carvair van British Air Ferries te herkennen  aan de bolle neus.  Hij vloog hoofdzakelijk op het Britse Southend en kon zelfs 5 auto’s vervoeren. Mijn opa noemde dat vliegtuig de “Koeieboot”, hoe hij daar aankwam weet ik niet maar ik denk niet dat die herkauwers er mee vervoerd zijn. 

Meevliegen

Wanneer je Zestienhoven opkwam kon je aan je linkerkant vrij gemakkelijk op het platform van de privé vliegtuigjes komen. Men vond dat blijkbaar niet zo erg als we daar als jochies een beetje rondscharrelden. Mijn neef, ja diezelfde van hierboven, kwam eens met een zeer interessante en opwindende mededeling.  Hij vertelde dat je soms wel eens kans maakte om mee te kunnen vliegen. Voor de zekerheid moest je dan wel een briefje van je ouders hebben waar opstond: de ouders van ….. geven onze zoon toestemming om te vliegen. ‘Er mot wel een handtekening onder staan anders geldt het niet’, kreeg ik nog als tip mee. Nou, ik heb heel lang dat briefje bij me gehad en het heel vaak gevraagd maar het is mij nooit gelukt, wederom bedankt neef!

De hobby verwaterde met de jaren maar toen ik tijdens mijn diensttijd bij de Luchtmacht Bewaking op Volkel werd gestationeerd vlamde de liefhebberij weer even op. Tegenwoordig heet Zestienhoven Rotterdam – The Haque Airport en zo af en toe breng ik er nog wel eens een bezoek aan of gebruiken we de luchthaven als vertrekpunt voor een reis naar zuidelijke oorden. Ik denk dan graag terug aan die opwindend mooie tijd die ik daar als spottertje heb doorgebracht.