vrijdag 8 september 2023

Tandarts Mahler te Crooswijk

 Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer"  september 2023 

De kinderen op school moesten tijdens mijn lagere schooltijd, we spreken over de jaren 60, eens in de zoveel tijd naar de schooltandarts. Als de Crèmekleurige “veewagen” kwam voorrijden was er met het angstige kroost op slag geen land meer te bezeilen. Ik was niet bang want, ik hoefde niet! Wij hadden tandarts M. in Crooswijk waar we eens per half jaar naar toe moesten.

Nee, ik was geen held die huppelend ieder halfjaar naar de “smoelensmid” ging, maar omdat het in schooltijd was zag ik het als een ochtend vrijaf. Met mijn moeder en zus liepen we dan door Kralingen langs de Gashouders in de Weteringstraat, over de Goudserijweg met de heerlijke geur van vers gebakken brood bij bakker Wolff en zo verder langs de Koninginnekerk. Geen kind op straat, die zaten gehoorzaam in de schoolbankjes.

Tandarts M. had zijn praktijk in een groot herenhuis. De spreekkamer stond vol met ouwe vergeelde meuk. Achter de behandelstoel, in de spreekkamer, stond als een gevaarlijk insect, de tandartsboor MET snaaraandrijving. Als dat ding werd aangezet zat heel de wachtkamer verstijfd. Verder lagen er allerlei, op martelwerktuig lijkende, gereedschappen in een bakje naast de behandelstoel naar je te grijnzen. 

Er werd nog niet op afspraak behandeld. De wachtkamer zat daarom altijd overvol met een verscheidenheid aan fondspatiënten en als je binnenkwam moest je altijd gillen: “wie is de laatste?” Aan de muur hing een tekening van een knipogende Cowboy op een paard, hij had een stuk fruit in z’n hand. “Cowboy Lasso, hoefgetrappel. Snoep verstandig, eet een appel”, was de tekst eronder. Hiermee werd je eraan herinnerd dat je de afgelopen tijd weer te veel gesnoept had. Dat zou weldra blijken want daar ging het ijzingwekkende schorre belletje dat wij aan de beurt waren. We betraden via de knarsende deur de behandelkamer.

Ik had al heel snel vullingen in m’n kwebbel maar om nou te zeggen dat ik angst had, nee. Natuurlijk ging je opgewekt naar huis als je was geweest maar dat was voor mij meer dat ik weer kon bewegen ipv ingesloten te zitten tussen de, naar angstzweet ruikende, patiënten. Je kon als het ware tegen de lucht van verschraald frituurvet en natte jassen aanleunen.

De tandarts had mij overigens een keer goed te pakken. Er moest een kies worden getrokken. M. had het druk en pompten een paar injecties in mijn mond en in plaats van te zeggen: ‘ga maar even naar de wachtkamer moest ik blijven zitten, ‘die is er zo uit’ zei hij terwijl hij de spuit in het metalen bakje smeet. Nou, vergeet het maar en het deed nog verdomde pijn ook. Bij de harde kreet van mijn kant: ‘au joh’!! sprong z’n hond luid blaffend onder het bureau van de secretaresse vandaan. Ik denk niet dat ik nog gekermd heb.

De tandarts was als persoon denk ik niet zo slecht want tijdens mijn vakantiebaantje als postbode bestelde ik de post op zijn huisadres. Als ik hem dan toevallig trof zei hij zeer vriendelijk: ‘mogguh, possie, hebbie nog wat voor me?’. Daar had hij een andere rol dan in dat herenhuis te Crooswijk. Als ik daar nu nog langsloop hoor ik de boor, het schorre belletje en die rothond.

dinsdag 11 juli 2023

Kwajongens slaan de spijker op z’n kop

Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer"  juli 2023 

Terwijl meester Staal in een wolk van sigarenrook een stoffige natuurkunde theorie uit probeerde te leggen keek ik door het raam naar buiten. Aan de overkant hingen huisvrouwen hun spierwitte was buiten in de najaarszon. Een meeuw krijste en in de verte hoorde ik het vertrouwde geluid van een draaiorgel. Het nieuwe schooljaar was nog maar net begonnen maar mijn gedachten dwaalde hierbij al weer af naar de onlangs genoten zomervakantie. Voor een reis was te weinig geld maar dat maakte niet uit, de zon scheen altijd we konden onbezorgd buitenspelen, kattenkwaad, fietstochten naar de Hoek (van Holland). Tja, dacht ik vredig fantaserend, “wat zullen we volgend jaar gaan doen?” De bordenwisser die door de klas mijn richting werd opgegooid rukte me uit mijn dagdroom.

 Die grote vakantie van 1972 zou een gedenkwaardige worden. Wederom niet op reis maar op het stoepje voor het huis van Fred in de Paulus Potterstraat te Kralingen smeedden we plannen om een hut te gaan bouwen op het pleintje van dezelfde straat. We verzamelden wrakhout uit de Maas, pallets bij Econosto. Waar we al het hout vandaan haalden, je kon het zo gek niet bedenken. Ik herinner me dat ik op de Boven Oostzeedijk met een paar planken de steile stenen trap aldaar afliep. Ik gleed uit en tuimelde met heel de handel pijnlijk naar beneden. Alsof dat niet erg genoeg was, beneden lag de bonus, een grote hoop stront waar ik zo inviel. Ik kon gelijk douchen.

Er werd stevig getimmerd, op duimen geslagen, splinters uitgetrokken en harder gewerkt dan op school. Toen de hut er stond, hij was 3 hoog, gingen we erin koken op een petroleumstelletje, we rookten er onze eerste sigaret, merk Gold Coast, we dronken er ons eerste flesje bier, Oud Bruin. We luisterden muziek op ons transistortje en de buurt vond het best, men had een keer geen last van ons. Ik zal nooit vergeten dat ik nieuwe schoenen had gekregen. Het waren de zgn. Kickers die toen zo in waren. Wat was ik trots op die schoenen. Tot op het moment dat we gingen eten in de hut. Ik trok een blikje sardientjes open en de olie uit het blik stroomde zo over mijn mooie schoenen. Buiten dat ik dit verschrikkelijk vond was ik ook erg bang dat ik gigantisch op mijn donder zou krijgen. Ik probeerde de vlek met alles te maskeren maar van een afstand kon je het al zien, zeker mijn moeder. Om die reden heb ik de schoenen haast nooit meer gedragen.  

 Kattenpis!

De hut was niet alleen van ons. ’s Nachts deden de tientallen straatkatten hun intrek. Wat hun precies trok wisten we niet maar één ding was zeker, ze pisten overal. Het gebeurde meerdere malen dat ik thuis in mijn kamertje zat, iets rook en dacht, kattenpis!

Na 6 weken was de pret voorbij, de vakantie was over en de hut werd gesloopt door de ROTEB. Het dagdromen in de schoolbanken over de volgende zomervakantie kon weer beginnen.

Het jaar daarop bouwden we weer een hut. We volgden dezelfde handelingen bij het verzamelen van hout. De buurt doneerde veelal de spijkers en binnen een paar dagen timmerden we een nieuwe hut. Deze was 5 hoog. De hoogte was gelijk aan een lantarenpaal. We kookten, we rookten, we dronken ennn, van een oudere buurtgenoot kregen we seksboekjes. We scheurden de platen eruit en hingen ze in ons “appartement” want ieder van ons had zijn eigen vertrek. Buiten de polderpoezen op de plaatjes waren de straatpoezen ook weer van de partij.

Door een korte vakantie heb ik niet meegemaakt dat de ROTEB deze hut afbrak maar Fred vertelde later dat ze de hut met een vrachtwagen en een groot touw hebben moeten omtrekken. Hiermee werden de waarschuwingen van de buren, “kijk uit jongens dit is een bouwval” meteen de kop ingedrukt. Het jaar erna kwam er geen hut. Door een deelgemeente raadslid in onze buurt werden we gewaarschuwd dat het niet meer mocht. Er zou gezocht worden naar een alternatief en dat alternatief kwam er.



Bij buurtvereniging “De Kraal” aan de Waterloostraat bevond zich een groot braakliggend terrein. Hier werd voor de jeugd de mogelijkheid gecreëerd om hutten te bouwen. De Havenloods en Oostergids schreven er over. Er werd geen woord gerept over de grondleggers van dit vakantie vertier. Maar ach, wat zou het. Wij bouwden inmiddels luchtkastelen op onze toekomst.

 Elk jaar als de zomervakantie aanbreekt denk ik toch weer even terug aan die mooie tijd. Ik wens ieder kind en vooruit alle ouders een mooie vakantie toe.

vrijdag 21 april 2023

Koninginnedagen om nooit te vergeten

Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer"  april 2023

Ik ben nog uit de tijd van “Koninginnedag” 30 april, de verjaardag van onze Juul, het zal zo rond 1965 geweest zijn. Het was een feestdag waar we lang naar uitkeken. De viering begon eigenlijk al de avond ervoor met de lampionnen optocht. Hele hordes kinderen liepen achter het muziekkorps aan. Hoe donkerder het werd, hoe mooier de gekleurde lampionnen oplichtten en zo sjokten we door de straten van Kralingen. Af en toe het huilen van een ontroostbaar kind omdat zijn of haar lampion vlam vatte.

Dan brak Koninginnedag aan. Ik heb nog net meegemaakt dat we een ochtend naar school moesten maar het werd al snel een vrije dag. De “Marskramer” was ’s ochtends open en daar kochten we onze Oranje attributen. Een mombakkes, hoedjes, wandelstok met elastiek en natuurlijk een balletje eraan. Zo kon je iemand met dat balletje voor z’n (mom)bakkus schieten.

In de verte hoorde je de fanfare aankomen. Snel naar buiten en vervolgens liep je er opgetogen  achteraan met al je prullaria. Ik herinner me nog dat ik eens struikelde over mijn eigen wandelstok met elastiek en het balletje eraan. Ik liep net achter de blaaskapel. De stok zwiepte zo tussen de benen van de man met de Grote Tuba. Tuimelend schoot hij naar voren maar kon zich gelukkig nog net staande houden, hoorde ik daar nou toch een valse noot? Mijn mazzel was dat hij in de maat door moest blijven blazen. Zodoende kon hij me geen grote mond of, erger nog, klap voor m’n kop geven.

Natuurlijk was de kermis altijd een hoogtepunt. “Je kan beter niet op Koninginnedag naar de kermis gaan” zei mijn moeder, “als je dan één rondje in de zweefmolen hebt gedraaid moet je al weer uitstappen, die gasten willen op zo’n dag alleen maar geld verdienen”. Dat was natuurlijk waar maar we gingen graag. We kregen altijd van oma’s en opa’s extra geld voor dit evenement. We gingen dan in een aantal attracties waaronder het spookhuis en de botsauto’s. Je nam een lekkere zoete suikerspin vlak voor je de “Vliegende Hollander” instapte, dat had je beter niet kunnen doen. 

 Tegenover ons huis kwam begin jaren ‘70 Studentensociëteit Hermes. Daar was rond de feestdagen altijd veel te beleven. De dag vóór Koninginnedag mocht de buurt altijd op bezoek komen en óp Koninginnedag braken de studenten vaak de volledige tent af. Ik heb ze er eens een piano van het bordes zien gooien, brandstichting in de grote zaal en orgies met veel drankgelag. Je kon er van alles verwachten.

 In de middag waren er natuurlijk overal buurtfeesten. Kinderen konden hun step of fiets met oranje crêpepapier en dergelijke versieren en zo kon je aan een wedstrijd meedoen en zelfs iets winnen. Dit was niet aan mij besteed want ik had al snel gezien dat er in de Aegidiusstraat een geweldige band speelde. Tjonge, wat was ik daardoor geobsedeerd. Die gitarist kon spelen, joh. Daar heeft een groot deel van mijn interesse voor het gitaarspelen gelegen. Later heb ik zelf ook vaak op deze dag op diverse locaties gespeeld.

Of we ’s avonds dan niet helemaal uitgeteld waren? Welnee joh. De grote apotheose kwam nog en was natuurlijk het vuurwerk aan de Boompjes of Parkkade. Niks slaap, we moesten naar het vuurwerk. Vaste prik.

 Nu, vele jaren later, komt de Koninklijke familie weer eens naar Rotterdam, de laatste keer was Koninginnedag 1992. Het is 56 jaar geleden maar ik kan me de geboorte van Willem Alexander nog wel herinneren. Ik zat in de derde klas van de lagere school. Iedere leerling die al een beetje kon schrijven moest een opstel maken over deze gebeurtenis. Tot mijn grote trots werd mijn stukje gepubliceerd in de schoolkrant en luidde als volgt:

 Een Prinsje geboren

De laatste weken van april zaten de mensen vol spanning. Want er zou een baby geboren worden. Dinsdagavond ging Beatrix naar het ziekenhuis en Claus was de hele nacht in het ziekenhuis gebleven van de verwachting van de baby. En op donderdagavond kwam een extra journaal en toen werd er gezegd dat Beatrix het leven geschonken had een flinke zoon. De mensen om het Academisch Ziekenhuis hoorden dat er een prins was geboren en zij riepen: “Leve de Prins!!!”.

En er werd 101 keer geschoten en de klokken gingen luiden. Ik denk wel dat er een heleboel mensen beschuit met muisjes gegeten hebben. En een dinsdag kreeg de baby een naam: Willem, Alexander, Claus, George, Ferdinand.

 

Martin Stikkelorum        3e klas Reviusschool, Rotterdam - Kralingen

 

\

dinsdag 7 maart 2023

Winters van toen. 1991

 We schrijven december 1991

Vandaag zag ik iets waar ik hard om moest lachen, het deed me denken aan vroeger en “How Time Flies”. Ons landje is al een week in de ban van de winter met zijn typische grijze sneeuwluchten en het ouderwets knerpende geluid van laarzen in de sneeuw*** In dit winters exterieur passen de sneeuwmannen, geboetseerd door kinderhanden. Deze “jongens” herrijzen in tuinen als waren het Security Gards.

Vandaag zag ik een typisch voorbeeld van een Snowman anno 1991. Sneeuwman met Walkman. Met deze aanblik kon ik mijn lachen niet houden en tegelijk nam mijn gedachte de vlucht naar vroeger jaren. De tijden van sleetje rijden en de smaak van oma’s chocolademelk. Toen zagen de sneeuwmannen er heel anders uit, toen had je nog echte. Nu missen ze de zwarte ogen van toen. Weet je nog, de kolen van vroeger? Uit de ouderwetse kolenkit. De winterpeen die vroeger als neus fungeerde zie je nu ook niet meer. Tegenwoordig eet toch haast iedereen uit een pot of uit blik?

De bezem die als wandelstok diende is vervangen door een afgerukte tak. Trouwens een bezem, wie bezemt er nu nog zijn straatje? De zwarte hoed is ook schaars geworden maar gisteren zag ik toevallig nog een sneeuwman met zo’n hoedje. Vandaag had hij hem niet meer op, zeker gestolen. Het gemis van een shawl rond zijn nek maakt een troosteloze indruk.

Sneeuwman met Walkman, een hard gelach. Terwijl ik verder loop mompel ik:

 

Tijden verstrijken, normen vervagen.

Oma’s en opa’s raken we kwijt.

Het is nu heel anders als zij dat toen zagen.

Het is de erfenis van vadertje tijd.

Opwindende momenten van een jong spottertje op Zestienhoven

 =Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer", maart 2023=

Het moet rond mijn twaalfde jaar zijn geweest dat ik door mijn neef geïnfecteerd werd met het “Spottersvirus”, we praten over de begin jaren zeventig. Als je in Rotterdam woonde kon je die hobby het best op Zestienhoven, het huidige Rotterdam – The Hague Airport, beoefenen. Gewapend met verrekijker en registratieboekje, waar ik trouw alle vliegtuigen in opgetekende, ging ik zo vaak ik kon op de fiets vanuit Kralingen door weer en wind naar de luchthaven. Ik zal het nog sterker vertellen, ik ben zelfs een keer op de step gegaan.

Om het vliegveld op te komen moest je eerst langs een wachtcommandant. Zittend in zijn wachtpost  bediende hij de slagboom. Ik weet nog dat ik trouw iedere keer het verschuldigde bedrag betaalde, ik meen een dubbeltje. Mijn neef, die zelf in Overschie woonde, bracht bijna dagelijks een bezoek aan Zestienhoven en zei me: ‘als je volgende keer gaat moet je niet meer betalen, je rijdt langs de slagboom en steekt vriendelijk je hand op, voor dat duppie kan je weer wat lekkers kopen, succes’. Dat deed ik dus maar één keer, via een luidspreker werd ik terug gesommeerd. Of ik alsnog netjes betaald heb of direct met de staart tussen de benen naar huis ben gegaan is me ontschoten. Bedankt neef!

Piloten-latijn

Mijn neef had een radiootje waar je, buiten Veronica e.d., ook de frequentie die de luchtvaart gebruikte op kon ontvangen. Van mijn opa kreeg ik er ook één. Ik heb nooit durven zeggen dat ik niets van al dat Engelse heen en weer gebabbel tussen piloten en luchtverkeersleiding begreep. Maar luisterend naar deze berichten bleef ik er altijd wel heel ernstig bij kijken. Zo hield ik de schijn hoog dat ik begreep wat er zich in ons luchtruim afspeelde.

Voor spotters waren er op Zestienhoven wel een aantal interessante perioden te beleven. Zo kon je in het voorjaar een hoop plezier beleven aan de zgn. “Bollenvluchten”. Toeristen die een bezoek aan de Keukenhof brachten vlogen vaak op Rotterdam. Dat was dan een drukkere tijd en er zaten interessante kisten (want zo noemden we vliegtuigen) tussen. Bij mist kon je er zeker van zijn dat er vluchten van Schiphol op Zestienhoven landden. Dat waren de “uitwijkers”. Geweldig.


Heilige grond

In de vertrek- of aankomsthal kon je je vrij ophouden maar de hoge verkeerstoren was heilige grond. Als ik daar eens zou mogen kijken. Ik schreef soms een stukje voor de schoolkrant en bedacht me dat als ik nu eens over Zestienhoven zou pennen er misschien een kans was om me daar naar binnen te praten. Het lukte me, men was gevoelig voor de smeekbede van de jonge reporter, en mijn verslag kwam nog in de schoolkrant ook. Jammer dat het blaadje “Schoolflitsen” waarschijnlijk bij de ouwe kranten is terechtgekomen. 

De Koeieboot

Ik zal jullie niet belasten met de wetenschap welke toestellen Zestienhoven destijds aan deden. Eén ervan is wel het vermelden waard en roept wellicht bij één van de lezers herinneringen op. We hebben het over het viermotorig propeller vliegtuig de Carvair van British Air Ferries te herkennen  aan de bolle neus.  Hij vloog hoofdzakelijk op het Britse Southend en kon zelfs 5 auto’s vervoeren. Mijn opa noemde dat vliegtuig de “Koeieboot”, hoe hij daar aankwam weet ik niet maar ik denk niet dat die herkauwers er mee vervoerd zijn. 

Meevliegen

Wanneer je Zestienhoven opkwam kon je aan je linkerkant vrij gemakkelijk op het platform van de privé vliegtuigjes komen. Men vond dat blijkbaar niet zo erg als we daar als jochies een beetje rondscharrelden. Mijn neef, ja diezelfde van hierboven, kwam eens met een zeer interessante en opwindende mededeling.  Hij vertelde dat je soms wel eens kans maakte om mee te kunnen vliegen. Voor de zekerheid moest je dan wel een briefje van je ouders hebben waar opstond: de ouders van ….. geven onze zoon toestemming om te vliegen. ‘Er mot wel een handtekening onder staan anders geldt het niet’, kreeg ik nog als tip mee. Nou, ik heb heel lang dat briefje bij me gehad en het heel vaak gevraagd maar het is mij nooit gelukt, wederom bedankt neef!

De hobby verwaterde met de jaren maar toen ik tijdens mijn diensttijd bij de Luchtmacht Bewaking op Volkel werd gestationeerd vlamde de liefhebberij weer even op. Tegenwoordig heet Zestienhoven Rotterdam – The Haque Airport en zo af en toe breng ik er nog wel eens een bezoek aan of gebruiken we de luchthaven als vertrekpunt voor een reis naar zuidelijke oorden. Ik denk dan graag terug aan die opwindend mooie tijd die ik daar als spottertje heb doorgebracht.

vrijdag 11 maart 2022

De levensgevaarlijke KNALBOUT

 Huisdieren minnend Nederland bekruipt langzaam het ongemakkelijke gevoel als hij op de kalender kijkt en zich realiseert dat het al eind november is. Zo af en toe kan men in de verte al een doffe dreun horen van het eerste illegale vuurwerk. In de wijk spitst hondje Pavlov dan ook de oren en werpt een smekende blik op de baas.

Onze kat, die normaal gesproken niets van mij moet hebben, kruipt in december bij míj op schoot als er in de wijk geknald wordt. Als een wassen beeld zit ik dan verkrampt te wachten op de eerst volgende salvo’s. Wie zal er harder schrikken, de kat of ik? Als het dan zover was sprongen we beiden boven de bank uit. Mijn eerstvolgende actie was de verbanddoos. Jodium op de talrijke krabben sprenkelend  vervloek ik de doorgaans zo trouwe, maar zeer angstige, poes. 

Maar ik deed het vroeger zelf ook! Als je vuurwerk had, had je aanzien. Dat geloofde ik stellig.

Mijn zakgeld ging in december op aan knalwerk, later stopte ik er ook mijn geld van de krantenwijk in. Ik ging dan langs de deuren van de abonnees met de woorden:  “Het Vrije Volk wenst u een Gelukkig Nieuwjaar”. Weer een pak kanonslagen. Minirotjes, gillende keukenmeiden, Piraten, kanonslagen, astronauten, atoombommen en… de heftigste, de Bazooka.

Nederland verkoopt niet het hele jaar door vuurwerk en om toch een beetje herrie te maken waren er wel wat mogelijkheden. Je had de knalbout! We komen nu meer op het ballistische vlak. Hoe ga ik dit nu eens uitleggen? Neem 2 bouten en 1 moer. Schroef de bouten aan weerszijde in de moer. Dan heb je een “niet geladen” knalbout. Hoe voorzie je het projectiel nu van munitie. Let op! Neem een doosje lucifers, schrap met een mesje de kopjes er vanaf. Verzamel het zwavel en draai één bout uit de moer en giet de zwavel voorzichtig in de moer die aan 1 kant is afgesloten door de bout. Draai de andere bout voorzichtig maar stevig in de moer. De knalbout staat op scherp. Gooi de knalbout in de lucht en als hij goed terechtkomt ontvlamd het zwavel die klem zit tussen de bouten en de moer. De ontvlamde zwavel kan nergens heen en door de druk ontstaat er een prachtige knal. Tot zover alles vrij onschuldig. Maarrrrrrr... Kwajongens begrijpen dan dat hoe groter de moer en hoe groter de bouten hoe meer zwavel je kwijt kunt  kortom 1 + 1 =  ….. een geweldige explosie! Waar we deze ijzerwaren vandaan hebben gehaald weet ik niet meer maar wij hadden een geweldige knalbout in elkaar gefabriceerd. Het verzamelen van het zwavel kwam uit een gezinspak Zwaluw lucifers. Ik weet niet of ze deze pakken van dat merk nu nog verkopen (u merkt ik bouw de spanning op) maar op het pak stond een Zwaluw afgebeeld met de tekst “Säkerhets Tändstickor”. Zal wel Zweeds zijn maar ik meende er iets van tandenstoker in te herkennen en vroeg mij af hoe een Zweed zo’n lucifer tussen zijn tanden krijgt. Hebben ze daar allemaal van die grote "broodmolens".

Affijn, na het afschrappen van het zwavel deden we de hoeveelheid in de moer. We draaiden de bout er stevig doch voorzichtig op. Omdat het projectiel er wel erg gevaarlijk uitzag kwam mijn vriendje Fred op het idee om een touw vast te knopen aan weerszijde van de bouten. Wanneer de constructie het bij de explosie zou begeven zouden de bouten hierdoor niet weggeschoten kunnen worden. Zo gezegd en zelfs gedaan. We gooiden de knalbout in de lucht,…. hij kwam neer,….. een geweldige explosie, een waanzinnige rookwolk en we hoorden tevens een gedeelte van de afgebroken bout tegen de muur van onze flat slaan, het gat zit er na 40 jaar nog. Het touw was finaal afgebroken. Als de bout iemands hoofd had geraakt zou hij of zij het niet hebben overleefd en er zou in de kranten worden gesproken over “De Levensgevaarlijke Knalbout”. Als je in Kralingen een gemiddelde zestiger zou vragen naar de "Levensgevaarlijke Knalbout" zou een ieder zeggen, ”Ik was erbij”!

Jimi Hendrix, Royal Albert Hall, 24-02-1969.

 Op het pleintje aan de Hoogstraat in Rotterdam staat nu de Stroopwafelkraam en de laatste “ladage” meeuwen pikken er de kruimels vette hap tussen de scheefgezakte tegels uit. Op dit pleintje stond vroeger een winkeltje, een soort glazen huis die LP’s verkocht.

Op zoek naar stadsvertier scharrelde ik hier eens op een zonnige zomerdag rond, het moet rond 1970 zijn geweest. Uit het winkeltje knalde op dat moment de solo van Little Wing van Jimi Hendrix. Als betoverd zette ik mijn fietsje tegen de ruit en liep naar binnen. Wát en vooral wíe is dit? Ik schraapte als 11 jarig jochie de moed bij elkaar om dit te vragen. Ik kreeg de LP “Jimi Hendrix, Royal Albert Hall, 24-02-1969” aangereikt. De man op de hoes had een gekleurde band in zijn haar, een zijden hemd met felle print, een groene velourse broek met daaronder witte laarzen en last but not least die prachtige witte Fender Strat. Een Iconisch beeld.

Ik heb de bewuste LP niet veel later van mijn krantengeld gekocht. We leven nu in een tijd dat alles in superlatieven wordt uitgesproken maar de energie die ik bij het vasthouden van deze plaat letterlijk voelde is absoluut niet overdreven.

 

Het is zo lang geleden maar het is nog zo’n helder moment! R.I.P. Jimi Hendrix



Jimi Hendrix (mijn grote voorbeeld)

 In de krant “het Vrije Volk” las ik dat de beste gitarist van de wereld Jimi Hendrix was overleden. 18 september 1970. Gitaren en m.n. Rock muziek vond ik toen al best gaaf en dit bericht maakte me erg nieuwsgierig. Wie was dat? Rond het overlijden van Jimi kwam het nummer Voodoo Chile in de top 40. Ik heb het meteen gekocht. Het geweld van dit nummer zette me volledig in vuur en vlam. Ik wist werkelijk niet wat mij overkwam. Toen er rond die tijd ook nog een documentaire van Jimi werd uitgezonden kon ik zien wie Jimi was en wat voor show hij maakte. Hij speelde met z’n tanden, zette zijn gitaar in brand , beukte met zijn gitaar tegen de Marshall torens aan waarbij de roadies de hele handel moesten tegenhouden. Als laatste sloeg hij zijn gitaar aan barrels. Ik moest ook gitaar gaan spelen. Bij Drajis, de platenzaak in Kralingen, ging ik LP’s van Jimi luisteren. Ik had er geen geld voor dus moest ik steeds tegen de platenbaas zeggen dat ik nog even verder wilde kijken.

Nog even over de docu, deze werd op een donderdag uitgezonden. Mijn opa was er (hij kwam altijd op donderdag). Ik hoor hem nog zeggen. Wat een kattengejank.  Opa had er geen verstand van.

Na veel auto’s wassen kon ik van het verdiende geld mijn eerste Hendrix dubbel LP kopen. Starportrait Jimi Hendrix. Ik vond niet meteen alles goed maar dat duurde niet lang. Ik heb inmiddels al mijn LP’s voor een goed bedrag kunnen verkopen maar deze dubbelaar heb ik nog bewaard. In de box zit ook de LP Live at the Isle of Wight. De prachtige hoes hangt in mijn kamer boven het bureau. Gitaarspelen wilde ik al heel lang en nu ik Jimi had gezien werd de drang alleen maar groter.


Ik kreeg voor mijn verjaardag een mooi fotoboek van Jimi. Het boek was niet best gebonden en het viel door het vele bladeren al snel uit elkaar. Ik heb toen mijn hele kamer maar volgehangen met deze prenten. Je zag nauwelijks nog een stukje behang.


De bron van de foto hierboven heb ik niet kunnen achterhalen maar wat had ik hem graag zelf gemaakt!




Een dag naar zee, Hoek van Holland

 Met regelmaat gingen we in de zomervakantie daagjes naar Hoek van Holland. Met de trein. We stapten uit bij Hoek van Holland Strand en moesten dan ook best nog een eind lopen wanneer we echt bij de zee waren. In één lang lint liep de trein leeg en vingen de 20 minuten wandeling naar zee aan, de scheppen achter ons aan slepend. Mijn moeder had thuis altijd boterhammen gemaakt. Wittebrood met meestal komijne blok kaas erop, dat ging niet zo zweten met die warmte, zei mijn moeder altijd. Ik voel nog het zand tussen het brood zitten. Knarsend aten we het met veel smaak op want van de zeelucht kreeg je honger. Oh nee, trek! Honger mochten we niet zeggen. In de oorlog leed men honger zei mijn moeder. Af en toe mochten we een ijsje halen en dan was het dubbel feest. We waren niet uit het water te slaan, zandkastelen bouwen was ook een leuke bezigheid en als we baldadig waren ging we langs de vloedlijn door het water rennen en spetterden iedereen nat. Ik kan me ook nog herinneren dat het een keer keihard begin te onweren. Wij zaten nog op het strand. Ik heb nooit zo begrepen wat we daar nog deden want je ziet zo’n bui toch aankomen? Maar dat terzijde. ’s Avonds gingen we rozig met de groene Hondekop, de trein met de neus en druipogen van een trouwe hond, huiswaarts. De zomers in de jaren zestig waren heerlijk.

vrijdag 12 februari 2021

Rotterdamse Winters (Kralingen)

Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer" januari 2023.

In de zestiger jaren had je nog winters. De winter van ’63 was een heftige, een zeer lange periode van bittere kou. Het was de koudste winter van de 20e eeuw. Op vele plaatsen vroor het 3 maanden achtereen elke dag. De Elfstedentocht van 1963 kan ik me niet meer herinneren maar de beelden worden nog steeds uitgezonden, hij was legendarisch. Van ijsvrij en schaatsen op de Plas en “het Joden” (de Jodensloot in Kralingen) kan ik me ook niets herinneren maar wat mij nog wel helder voor de geest staat was de vissterfte in die Jodensloot.

Ik ga het nu niet over klimaatverandering hebben maar in mijn beleving lag er op de verjaardag van mijn zus in december altijd sneeuw.

Sleeën was een heerlijk tijdverdrijf. De jeugd trok in drommen naar “de hol” aan de Willem Ruyslaan. Honderden keren daalden we af al waren de voeten of handen verkleumd, de pret kon nergens door worden gedrukt. Onder aan de hol liep de rijbaan van de Rubensstraat. Met hoge snelheid gleden we daar vaak over het beijzelde plaveisel. Het kwam wel eens voor dat een slee in aanvaring kwam met een glibberende auto. Sneeuwballen gevechten waren natuurlijk ook altijd populair. Niet alle pas gevallen sneeuw was geschikt voor deze gevechten. Ik kan me nog herinneren dat ik op het grasveldje voor ons huis stond. Er kwam een vuilniswagen aanrijden, ik legde aan, wierp en terwijl ik dat deed zag ik dat de chauffeur het raam open had. Als in een soort slow motion zag ik de sneeuwbal positie kiezen en een fractie voor de inslag had ik al door dat hij naar binnen zou zeilen. Pats, boven op z’n koker. Ik ben toen geloof ik maar hard weggerend, je kunt wel eens van die Lucky shots hebben.

Schaatsen was nooit mijn ding. We hadden geen geld voor goede schaatsen. Ik krijg een paar houten schaatsen van mijn oma maar de gebruiksaanwijzing leverde ze er niet bij. Ik heb ook ooit wel eens van die ijzeren onder binders gehad. Die moest je met een sleutel onder je schoenen schroeven. Dat werkte ook niet. Door het slechte materiaal had ik een achterstand bij mijn leeftijdsgenoten opgelopen met als gevolg dat kleine gassies me links en rechts voorbij zoefden terwijl ik achter een stoel aan het harken was. Dat heb ik overigens maar zo’n 10 meter gedaan want voor lul staan op de Jodensloot wil niemand. 

Toen ik denk ik zo’n jaar of 8 / 9 was kreeg ik Hockey schaatsen. Daar heb ik m’n draai nog wel enigs zins op gevonden. We wilden lid worden van de ijsclub Kralingen maar, u raadt het al, daar hadden we geen geld voor. Op de MAVO heb ik nog eens veel te grote noren gekocht. “Daar kon je nog in groeien”, dat was zo’n uitspraak die in ons gezin ook voor kleding gold. Nou mijn voeten groeiden niet meer, "doe dan een krant in de punt van je schaatsen" zei mijn moeder. Ik stopte de zaterdag editie van het Vrije Volk erin en nog had ik ruimte. Maar goed, we gingen tijdens de Gymnastiek wel eens naar de ijsclub maar dat was door die pipo schaatsen ook niet aan mij besteed. Probeer het eens voor je te zien, een stuk of 10 houtenklaas slagen en dan rustig uitrijden, en daar kwam Bas weer voor de 20 x in een lage zit voorbij. Ik heb het nog wel een beetje voor elkaar gekregen en zelfs ook nog wel eens een “mooie” tocht ( elk jaar wordt hij mooier) op de Rotte meren gemaakt maar ik heb de noren aldaar maar bij een “koek en Zopie” aan de wilgen gehangen.

Alhoewel, heel veel later, ik denk dat ik al zo’n 40 jaar was heb ik in een nostalgische bui bij de kringloopwinkel weer eens een paar Hockeyschaatsen gekocht. Ik had die vroegere tijd geromantiseerd en overmoedig bond ik de schaatsen onder op de Ringvaartplas, m’n kop barstte haast uit elkaar omdat mijn buik in de weg zat. Verdomme weer hetzelfde gehark. Ik hoorde een auto toeteren en ik wist natuurlijk wel waarom hij dat deed, ijspret voor de chauffeur. “Laat ik de veters nog één keer strak aan trekken”, ik ging zitten en trok meteen de kringloopveters kapot. Ik heb de schaatsen aan de kant gepleurd en ben morrend en met kouwe klauwuh huiswaarts getogen.

Gelukkig zijn de latere winters niet meer zo streng geweest, ik mocht nog eens een 3e jeugdoprisping krijgen. Mijn zoon heeft ook nooit naar het schaatsen verlangd al bedenk ik me dat hij die ouwe noren van mij wél gepast zou hebben. 




“Geluk bij het ongeluk”

 De sneeuw is in de felle zon verblindend mooi. Geleund tegen de warme keukenkachel kijk ik hoe een ventje zich in de speeltuin alleen vermaakt. Hij rolt een sneeuwbal, hinkelt vervolgens naar een deksel, scheert deze weg, rent er achteraan maar komt in zijn achtervolging de schommel tegen, hij duikt er met zijn buik op, slingert er een paar keer borst crawlend op heen en weer, denk ineens aan de deksel want zijn blik zoekt in zijn eerder gegooide richting, hij lijkt hem te zien want hij huppelt er breed lachend op af, glijdt uit, slingert zijn armen daarbij in de lucht, deze handeling hoort bij zijn blije uitstraling. 

Plotseling kijkt hij de straat in en merkt iets op. “Hé Remy”!! Gilt hij hard. Met een onvoorzichtig sprintje verdwijnt hij uit mijn gezichtsveld. Remy heeft hem gezien en vormt vanaf nu, niet meer alleen maar mét het dartelende mannetje een vrolijk duo. 

Een oud wat sikkeneurig mannetje heeft dit schouwspel ook gezien. Ik zie nu pas dat hij een klein wit, in de sneeuw onopvallend, hondje bij zich heeft. Zijn blik is als een vergeelde druipkaars. Wat zou híj nu denken? Vermoedelijk: “ADHD, daar hebben al die gassies tegenwoordig last van, daar hebben ze toch een pilletje voor?” Hij draait zich om en strompelt voorzichtig weg, het hondje heeft door de jaren dezelfde houding aangenomen. Ik had nog niet aan ADHD gedacht, ík had een spelend gelukkig kind gezien waar ik, eveneens gelukkig, bij stil stond. Ik keek de man nu op zijn gebogen rug en dacht aan zijn ongelukkige uitstraling “maar daar hebben ze toch tegenwoordig ook een pilletje voor?” bedacht ik me toen ik mezelf op een heerlijk bakkie trakteerde.

dinsdag 19 maart 2019

De aankondiging van de lente! 19 maart 2019

Met een plof viel ik op de bank, ik voelde mij uitgeput en had overal spierpijn. Voorjaarsmoeheid of de klimmende jaren? Ik besloot me in zelfbeklag te woelen. Ik viel niet in de verkwikkende powernap maar raakte meer in gevecht met mijzelf. Een weinig sprankje hoop trok mij aan m'n haren op en wees mij de jas en schoenen. "Het is aardig weer, geen ge-ja-maar". "Je gaat even wandelen in het Kralingse Bos". Mijn zwakke kant kon geen tegenspraak bieden en een half uurtje later stapte ik het bos in. 

Al gelijk werd mijn actie beloond door de 1e TJIFTJAF. Zo vroeg had ik hem nog niet gehoord. De aankondiging van de lente! Ik stapte stevig door. Een zwaar bewolkte lucht met kleine gaatjes weerspiegelde in de Kralingse plas. Bossen Narcissen stonden op het grasveld als waren ze er in een vaas voor mij neergezet. 

Toen ik dieper het bos inliep merkte ik dat veel meer “leden van de zangvereniging” zich voorzichtig aan het inzingen waren. Mezen (die ouwehoeren de hele winter door), de verlegen zang van de Roodborst, een eenzame Boomkruiper, Kraaien (zoals altijd met een grote bek) de zo kleine Winterkoning en een Groene Specht die mij uitlachte. Ik begreep pas 5 minuten later waarom want toen begon het te regenen. 

Langs het Hertenkamp liep ik het bos uit en rook de typerende geur van regen die na een onweersbui in de zomer zo sterk aanwezig kan zijn. Die prettige geur die iedereen wel herkent, Petrichor genoemd. Waar dit voor staat wist ik niet en heb het opgezocht. Petra is het Grieks voor Steen of Rots. Met Ichor werd in de mythologie de gouden vloeistof aangeduid die door de aders van de Olympische goden en andere onsterfelijken stroomt. Ik kan het bewijs niet leveren. Mijn opa vertelde mij vroeger dat het wijst op Ozon in de lucht. Blij dat ik dit nu nog mag ruiken, misschien is het gat in de ozonlaag dan toch niet zo groot!

Ik kwam herboren thuis, dat moet je ook eens doen! Je mag me gerust bellen of appen dan lopen we samen een stukje op.


maandag 12 juni 2017

Gedonder in de Apotheek

Hoor de wind waait..

Bij onze apotheek, het zal bij jullie niet anders zijn, werken mensen die geselecteerd worden op een uitgestreken porum met een randje arrogantie. Daarbij moet je goed kunnen veinzen dat je het erg druk hebt tot ergernis van de wachtende “patiënt”.
Vanmiddag mocht ik me deze bittere pil weer laten smaken. De enige die aldaar een beetje leven in de zalverij bracht was een heen en weer rennend jochie van een jaar of 4. Jekkertje aan, rits tot bovenaan dicht en een vrolijk wippend capuchonnetje.
Wachtend aanschouwde ik dit blijspel en merkte dat de hoofdpillendraaier geïrriteerd raakte. Ik ging er eens goed voor zitten. “Zeg ventje, zou je zo vriendelijk willen zijn om buiten heen en weer te gaan rennen” klonk het als een donderslag bij heldere hemel. De dreumes stopte abrupt en antwoordde:
“Moe je horuh”!! hij tilde z’n beentje op en liet me daar een wind, een grote vent zou er jaloers op zijn.  Zo’n mooie echo had ik in tijden niet gehoord. En dan de met stomheid geslagen reactie. Ik heb in tijden niet meer zo hartelijk iemand uitgelachen, tot tranen toe.

Vanavond toch maar goed controleren of ze me geen overdosis hebben meegegeven!

zaterdag 5 december 2015

Sinterklaas? Het bleek gewoon de groenteboer!

Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer" november 2022

Vroeger, we gaan terug naar het begin van de zestiger jaren, kwam de echte Sint bij mijn opa en oma. De 4 kleinkinderen waren natuurlijk altijd aanwezig maar of we er nu allemaal zo naar uitkeken?

Dan werd het 5 december, “zou de goede Sint wel komen” werd er gezongen. Van mij mocht het stilletje het huisje voorbij rijden als hij de presentjes maar voor de deur zou zetten. We leefden in een tijd dat de Sint je weleens vermanend kon toespreken. Weken lang werd je voorgehouden dat je niet ondeugend mocht zijn. De “goede” Sint wist namelijk alles, dat stond in zijn grote rode boek. 
En als dan de boot een Nederlandse haven instoomde liep de spanning verder op. De schoen mocht gezet worden en gelukkig zat er de andere ochtend altijd wat in. Dus het kon eigenlijk niet zo zijn dat je op 5 december op je sodemieter kreeg met de gard of de roe. Woorden die ik niet begreep maar bij de gedachten alleen al striemde dit m’n achterste maar vooral mijn geest.

Daar ging dan toch de trekbel, de Sint kwam met zijn zwarte Piet de trap op. Jaha, dan zong je wel. Niks geen verlegenheid over je zangkunst, je moest over iedereen heen want dit kon je lot verzachten.  Eén voor één werd je vervolgens bij de Sint geroepen. Natuurlijk moest je weer zingen maar je toon was nu beduidend meer ingetogen. 
Je had de zak al gezien en je dacht niet aan cadeaus maar aan de dagenlange, in de muffe zak geknoopte, reis naar Spanje. En als je dan was geweest was het geluk onbeschrijfelijk. Snoepend van het lekkers werd het toch nog spannend want je zus, neef en nicht moesten nog.
Nooit vergeten wij dat mijn zus haar liedje voor de Sint moest zingen. Ze begon wat verlegen, “Sinterklaas is jarig, zet’m op de pot….”  Met name die laatste zin klonk als een vroeg afgestoken kanonslag.  “Ohhhhh”, klonk het aangeslagen in de kamer. Het leken minuten lange stilte… Ik zou voortaan als enig kind door het leven gaan, ik zou mijn moeder tot in lengte der dagen moeten troosten, eigenlijk allemaal de schuld van oma en opa, zij hadden het stel uitgenodigd. Ik kan mij niet meer herinneren wat de reactie was maar mijn zus hoefde niet mee, de Goedheilige had vergeven!


Toen ik 8 jaar was kwam oma ons weer ophalen voor “het feest”. Wachtend op  tramlijn 22 naar het Oude Noorden in Rotterdam vroeg oma ineens aan me:  “Geloof jij nog in Sinterklaas”? Moedig sprak ik de woorden:  Nouwuh.. uh.. nee.. Fluisterend, zodat mijn zus het niet zou horen zei ze: “dan zal ik het maar vertellen, Sinterklaas is de groenteboer van de hoek”.



De huizen zijn inmiddels gesloopt, generaties vóór ons overleden maar als ik in een nostalgische bui die kant op wordt gezogen en er langs kom denk ik: 

"het was Tuinenburg!"


Sinterklaas is jarig,
zet'm op de pot.
Oh wat zal die stinken,
doe de deur op slot.
Paardje zwaar beladen,
liet een grote scheet.
Pietje wou 'm grijpen,
maar hij was te heet...

Van opa geleerd.



zondag 9 december 2012

Jeugdherinneringen (Oude Noorden)

“Ik ben 3 hoog achter geboren, maar ben ik daarom slecht?
Het was in het Oude Noorden, ik was aan dat huisje gehecht…”

Dat zijn de 1e zinnen van een zelfgemaakt lied. “Jeugdherinneringen”. Het huis van opa en oma, het huis waar ik geboren ben, het huis in de Rotterdamse Jacob Catsstraat bestaat niet meer. Evenals de grootouders een jeugdherinnering.

“Ik zie me nog op de zolder, op de schommel staan.
En maakte je teveel herrie dan kwam die ouwe d’r aan…”

Ja die zolder. Ik kijk heel ver in het verleden, maak de deur open en zie de draaitrap naar boven. De schommel hangt er nog. Beweegt hij nog? Alsof ik er net vanaf ben gesprongen. Ja, hij beweegt maar het is de tocht die in oude huizen tijdens barre winters altijd voelbaar was.
Het kraken van de grond klinkt heel vertrouwd. Als ik me omdraai zie ik het fonteintje. Ja, daar stond de zinken teil in en ik zat er met m’n smetteloze kontje in, eind jaren 50. Ik zing het refrein:

“Ja, maar een mens wordt steeds ouder,
Vliegen van hot naar her en vergeten dat dan.
Ach, jij als mens wordt steeds ouder,
Ik heb je gewaarschuwd dus dan weet je ervan…”

Ik stel m’n diafragma weer scherp op de zolder. Ik schuif het gordijn weg en zie oma’s bontjas. Ik ruik er even aan en de warmte voor haar stroomt als alcohol door mijn aderen. “Ha, jochie” hoor ik haar  gemeend verrast zeggen. Ik haal de houten kastdeur weg en zie de bouwpakketjes van mijn neef. Ook daar ruik ik nog de lijm maar… ik ben de naam vergeten. Ik pak een oude F27, de Friendship in de volksmond genaamd.

“Dozen met veel speelgoed, emmers vol geluk.
Moeders en oma’s breidden, de liefde aan één stuk.
En als je was gevallen, op de lange Lindenlaan.
Dan was er altijd een pleister die je zo weer deed staan…”  refr.

Op de overloop, waar die schommel hangt, heb je links en rechts 2 kamertjes. Links sliepen oma en opa. De bel hangt er nog, voor als beneden de telefoon gaat. Door het raam kijk ik naar de Snellemankerk waar altijd sneeuw op lijkt te liggen. Het kamertje met het schuine dak, 4 bij 4 m. waar ik, samen met mijn ouders, van 1958 tot ’60 woonde. Recht het kamertje waar ik vroeger vaak sliep en waar ik ’s nachts met een koude neus de maan door het raam naar binnen zag schijnen.



“De knikkers en de bal, de twinkeling in jouw ogen.
Heus het mag nog overal,
het hoort er zo bij, bij jou en bij mij,
en dat heb ik niet gelogen…”

Nee, het huis is er niet meer, soms loop ik er nog wel eens langs maar ik lijk geamputeerd. Ik gedachte trek ik aan de bel, er wordt opengetrokken. Ik duw de deur met de mooi gepoetste knop open, ik zie dat een koperen roe die de loper op de trap houdt los ligt en ik klem hem weer vast. Ja, die goeie ouwe tijd..

“Dat waren de Gouden jaren, ik droom nog vaak terug.
Nu komen de grijze haren, ’t is me eigenlijk wat te vlug.
Maar neem deze mooie gedachten, op reis door het leven mee.
En stop ze naast die foto in je portemonnee..”

Het is mooi om even terug te denken aan deze, lang vervlogen, tijd. Mooie jeugdherinneringen gevangen in een liedje en oh zo herkenbaar.

“Ach, maar een mens wordt steeds ouder,
Vliegen van hot naar her en vergeten dat dan.
ja, jij als mens wordt steeds ouder,
Ik heb je gewaarschuwd dus geniet er maar van…  

We spelen het nummer nog weleens voor je, Lief en Leed.



vrijdag 2 december 2011

Een gewone herfstdag in december?

Een "gewone" herfstdag in december. “Ik neem een dag vrij omdat m’n zoon naar het ziekenhuis moet”. “Niets ernstigs toch”? “Nee, gelukkig niet, hij heeft zijn laatste controle bij Oncologie in het Sophia kinderziekenhuis”, meldde ik alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ik zag mensen schrikken en wat draaien, ik kon ook aflezen dat mensen zich in een split second afvroegen of ze iets moesten zeggen. “Toch weer even spannend” reageerde iemand met een aftastende blik. Ik realiseerde mij dat ik zo niet meer dacht, het was meer een formaliteit geworden. Zoon lief ging de afgelopen 2 jaar zelfs alleen naar de controles en onderzoeken en “Oh ja, voor ik het vergeet, was alles OK”? Als je dat aan mensen vertelt kijken sommigen je aan met een blik alsof ze niet gediend zijn van deze macho-talk. 
Het is lastig uit te leggen maar het is soms fijn om jezelf toe te staan te vergeten of wellicht beter gezegd er niet meer aan te denken. Als je een jaar in onzekerheid hebt geleefd is dit een groot goed.
Een gewone herfstdag in december, we waren te vroeg bij het Sophia en hadden nog tijd om een boodschap te doen. Het begon te regenen, en niet zo’n beetje ook. Scheldend repte ik me, met in het kielzog vrouw en zoon, over de verlaten Binnenweg. Fijn dat we ons nu alleen om kleine dingen druk hoeven te maken.
Met gepiekt haar en “ik heb toch zo’n hekel aan een natte bril” namen we plaats bij Oncologie. Een vertrouwde omgeving met kale opgeblazen kinderhoofdjes, infusen en een verpleegkundige die zei “Hoi, ik herkende je haast niet meer” en  “He, dat tingelende geluid als er weer een zak Chemo naar binnen is”. “krijgt u er kippenvel van”? “Loopt u het liefst met een boog om dit verhaal of een dergelijke afdeling”? Ik begrijp dat best, maar voor ons voelt het vertrouwt, ondanks dat deze periode al ruim 5 jaar achter ons ligt. 
“Komen jullie maar, de dokter komt zo”. De spreekkamer met speelgoed, platen ingekleurd door hele kleine kinderen, een tekening met tekst: voor de liefe dokter, Melissa..… Daar was de dokter, hij vond het leuk dat wij er dit keer bij waren. Wij vonden het ook fijn om hem te zien zonder dat we ons ergens zorgen over hoefden te maken, de man die onze zoon's leven in handen had gehad. Nu besefte ik pas goed dat we een periode af gingen sluiten. De laatste zinnen werden gezet in een duimendik dossier, er ging een streep onder.  Wellicht moet hij bij het volgende patiëntje meedelen dat het kanker is, bedacht ik me. Geluk en verdriet liggen vlak naast elkaar. Een klein beetje schuldgevoel bekruipt me nu wel dat ik deze dag startte als een gewone herfstdag in december. Natuurlijk mogen we deze periode achter ons laten en is het goed om er niet veel meer mee bezig te zijn maar we moeten ons toch met regelmaat realiseren dat we geluk hebben gehad omdat tegenwoordig genezing van deze ziekte mogelijk is. Gelukkig wel.
Laat het maar weer eens een les zijn om van elke moment van de dag proberen te genieten. Behalve natuurlijk als je in zo’n vieze decemberregen loopt.
Met dank aan alle donateurs van KiKa en de mensen die ons hebben gesteund!

zondag 27 november 2011

Herfst

Vandaag, zondag 27 november, beleven we de eerste dag dat de herfst aangeeft dat hij genoeg heeft van het sukkelen. Niet van dat benauwde, de zweep erover. Een stevige wind blaast door de struiken en planten die er allang niet meer in geloven.  De bomen houden het meestal nog het langst vol maar de laatste bladeren houden geen stand tegen deze wind. Een grijze, zwaar bewolkte, lucht belooft volgens mij ook nog regen. Daar is de zon. Flets werpt hij een zo typisch winterlicht op de wereld. Het is een voorzichtige zon die af en toe wordt afgedekt door een opgejaagde wolk.
Ik bedenk mij dat ik ook dit jaar weer niet genoeg tijd heb besteed aan de vroege herfst. Het jaargetijde dat ons in september en oktober nog zo kan trakteren op heerlijke dagen. Een uitnodiging om eens een heerlijke wandeling te maken. De oplettende wandelaar kan dan genieten van de verkleurende bladeren. De bomen laten hun vruchten in de vorm van kastanjes, beukennootjes enz vallen. Hiermee geven ze nu al te kennen bezig te zijn met de nieuwe lente. Ook kan men opmerken dat, ondanks de heerlijke temperaturen, de rust over de natuur komt, een aankondiging van de onherroepelijke herfst en daarop volgende winter. Een ”ouwe wijven” zomer noemen ze die heerlijke dagen.                                                                                                                                                                             Nee, dit jaar heb je dat grotendeels gemist, spreek ik mezelf vermanend toe. Begin deze week werd me dat ineens duidelijk. De dichte mist die dagen aanhield maakte mij dat helder. Mist, altijd een beetje sneu en laf natuurverschijnsel. Een stap op de plaats van “wat gaan we doen?” Winteren? Nog even niet? Ondanks dat het weer niet echt uitnodigt naar buiten te gaan besluit ik het straks toch maar te doen maar daar komen de eerste regendruppels, herfstregen die door de wind tegen het venster wordt aangeslagen. Een excuus om toch maar binnen te blijven. Zal er vanmiddag nog een droog moment komen? Zal ik dan toch die wandeling nog gaan maken?
De stevige wind die de buien zo snel aan weet te voeren zorgde er ook voor dat na een kwartier de lucht helemaal schoon was. Geïnspireerd door wat ik had geschreven trok ik mijn schoenen aan en wandelende naar het Kralingse bos.
De laagstaande zon bescheen nog net de verkleurde bladeren aan de bomen. De geur van natte bladeren gaven het herfst bos iets extra’s mee. Buiten de ruisende bomen was de schuchtere roep van een wegvliegende merel en af en toe een kreet van een kauw of kraai het enige geluid van de natuur. Heerlijk zo’n middag waarbij de herfst toch nog niet direct wil toegeven aan de naderende winter.
“Laat het alsjeblieft nog even zo blijven” bedacht ik mezelf, “deze wandelingen in een zo'n schitterend decor zijn toch geweldig, ga je de volgende keer mee”?

woensdag 16 november 2011

Rotterdam – Kralingen, de Lusthofstraat in de jaren 60 / 70

We woonden van 1960 tot 1971 op de hoek Lusthofstraat / Chr Bennekerslaan, 4 hoog. De Lusthofstraat een gezellige winkelstraat waar ik in mijn vroege jeugd veel goede herinneringen aan heb. Ik moet ze nu toch maar eens vastleggen voor ik ze ga vergeten;-)
Wellicht schrijf ik in dit stuk weleens iets onaardigs over een bepaalde zaak terwijl dit onterecht is, excuses hiervoor. Het is mijn beleving uit die tijd wellicht gebaseerd op uitspraken van derden. Ook zijn er al wat blinde vlekken op sommige plekken. Ik hoop en denk zeker dat er iemand is die dit kan ophelderen.

Op de hoek van de Paulus Potterstraat zat Slagerij Pollé. Echt nog zo’n oude ambachtelijke slager met zaagsel op de grond. Met regelmaat kwamen de mannen met de witte kappen doormidden gezaagde varkens of achterpoten van weet ik wat brengen. Bij binnenkomst hingen ze rechts voor het raam. Ik weet dat er een klein, heel aardig, mannetje met veel humor stond, dat moet de oude Pollé geweest zijn. Je kwam daar niet weg zonder een stukkie worst, ik lustte geen vlees maar durfde geen "nee" tegen de slager te zeggen. Buitengekomen liep er wel een hond of vond deze het stukje wel op straat. De familie Pollé woonde volgens mij in de Chr. Bennekerslaan. Hoewel er vele slagers in de Lusthofstraat zaten zwoor mijn moeder Pollé. 

Naast de slager zat een zaak die serviezen en tafelzilver verkocht. Hulst heette hij genaamd. In mijn beleving was het een chique winkel. Ik kan me niet herinneren er ooit binnen geweest te zijn. Misschien was hij te duur of braken wij thuis niet zoveel.

Dan ligt heel diep in mijn herinnering dat er naast Hulst een soort pakhuis was die aardappelen verkocht en volgens mij ook groente. Het was er stikdonker dat weet ik wel. Ik heb me laten vertellen dat de eigenaar Bos heette.

Dan hadden we  van Geet” Verlichtingen. “Stoot je hoofd niet tegen de lampen”. Hij repareerde volgens mij ook wel eens een wasmachine of een ander elektrisch apparaat. Dat heeft hij volgens mij bij ons een keer niet goed gedaan want van hem moesten ze bij ons thuis niet veel hebben. Maar ik heb hierboven al gezegd dat dit een ervaring van onze kant was. Van Geet heeft er lang gezeten en menigeen zal zijn hoofd hebben gestoten.  

Jaha, en dan hadden we de patatzaak op de hoek van de Oostmaasstraat voorheen volgens mij viswinkel Toet. In de patatzaak stond een kalende, in mijn beleving, grote man met zijn vrouw. Eén keer heb ik de man kwaad gezien en die anekdote wil ik wel even delen: een doorgaans wat moeilijk uit zijn woorden komende vriend van ons hadden we op weg naar de patatzaak lopen stangen dat hij ipv een patat met, een toupet met (kalende man) moest bestellen. Laat hij het nou zeggen… Goh wat was hij kwaad.

Op de andere hoek zat Vos schoenen. Men verkocht er kwaliteitsschoen. Het was een van (groot)vader op zoon gaande zaak. Hij zit er nog en Vos is nu bijna mijn buurman.

Naast Vos bevond zich volgens mij een sigarenzakie. Een lezer van mijn stukjes meldde mij dat dit de broer van drogist Otto de Vaal was.  Een donker, antiek aandoend, winkeltje. Van mijn zakgeld haalde ik daar altijd wat te snoepen. 
In tegenstelling tot deze donkere winkel was Otto de Vaal een hel witte steriele en hoge winkel. Allemaal van die grote glazen potten en weet je die weegschaal nog?
Je kon de 3, wat (on)zekere, heren daar uittekenen. De zoon van de oude de Vaal was een wat verlegen, zacht pratende, man die volgens mij bij het verkopen van ieder pak maandverband (laat staan de condooms) een rood hoofd kreeg. Er werkte verder nog een zwart harige man. Ze wisten geen van alle wat lachen was maar ze waren nog wél ter zake kundig, kom er nog maar eens om. Laten we eerlijk zijn in een dergelijke nering benader je de klanten anders dan bij de patatzaak of ijsboer.

De RMI zat op de hoek. Een grote lange zaak met een hele lange vitrine. De wat licht verzuurde melklucht ruik ik nog. Ik zie het oude dametje met het knotje die daar werkte nog voor me. Dat is Mien Meijer geweest meldde mij laatst iemand, haar nichtje Lenie stond ook in de zaak.

Aan de overkant hoekje Adamshofstraat zat de houtzagerij. Altijd herrie daar. We kwamen er niet zoveel want we waren geen klussers daarmee sla ik de spijker op z’n kop. Ach laat ik het dan ook maar vertellen, een buurman heeft me er eens heen gestuurd om een paar plintenladdertjes te halen.

Dan hadden we Drajis de platenzaak. Een lezer vertelde mij dat hiervoor een nog ouderwetse Kruidenier zat, Niemandsverdriet. De naam doet heel ver weg een belletje rinkelen. Bij Drajis kwam ik veel. Muziek was al heel vroeg mijn ziel en zaligheid. Toen ik daar op 13 jarige leeftijd mijn eerste LP kocht, Umma Gumma van Pink Floyd, viel de hippe platenbaas Guus haast van zijn kruk. Hij begreep er niets van hoe een joch van 13 zulke Psychedelische muziek kon kopen. Drajis heeft ook nog een tijdje jeans verkocht. Hier kocht ik een Wrangler. Dat was mijn eerste merk spijkerbroek en zat echt veel beter dan die “Cowboy Lasso” broeken.

Naast Drajis zat,  ... tja, ik weet het niet meer. Veel later kwam er een videotheek maar toen woonde ik daar allang niet meer.

En dan de viszaak. Hij is nog niet zo lang weg. Tientallen jaren verkocht hij de lekkerste kibbeling, vraag maar aan mijn zoon. In die tijd hebben we eens een grote snoek in de Jodensloot gevangen. We zijn naar hem toegegaan en hij kocht hem nog ook.

Daarnaast op de hoek zat café van Schijndel. Wij kwamen daar toen natuurlijk niet maar de melkboer die bij ons met paard en wagen langs de deur kwam zat er met regelmaat en ik meen dat hij daar ook flink doorzakte. Het paard stond buiten trouw de schillen op te snoepen.

Wat er daar aan de overkant op de hoek zat weet ik niet. In ieder geval hadden we de bloemenzaak ernaast zitten. De naam ligt net onder de oppervlakte maar ik kan er net niet bij, frustrerend is dat. Hij verkocht daar toen ook kerstbomen herinner ik me nog. Een lezer gaf aan dat er in dat stukje een banketbakker zat, Cohen genaamd. Dat is wellicht voor mijn tijd geweest. 

Dan hadden we Broere de groenteboer. Ook zo’n diepe zaak. Ik moet altijd aan de vaten zuurkool denken en de machine die de aardappels schrapte, dat vond ik reuze interessant. Maar helaas, mijn moeder schilde.

We komen steeds dieper de Lusthofstraat in en de gaten in mijn geheugen worden ook steeds groter. Op de hoek van de Lambertusstraat zat volgens mij een zaak die kleden, stof en andere katoenerie verkocht die voor een kind helemaal niet interessant waren. Maaruh, help me eens jongens en meiden.

Van Baal kleding op de andere hoek licht me nog wel in het geheugen. Wellicht dat deze er nog lang heeft gezeten. De zaak had ook zo’n typische ingang weet je nog? Is later een bakker geworden. 
De slager Lintschoten zat op dit stukje en natuurlijk de Marskramer. Dat was een erg grote winkel met 2 ingangen, één voor de huishoudelijke artikelen en de 2e ingang voor de speelgoedwinkel. Achterin de zaak had je nog zo’n krappe nis die naar een raam in de Voorschotenlaan liep. 
Dan hadden we op de hoek van de Voorschoterlaan van Alten zitten die iets in kleding deed maar u zult begrijpen dat wij als kinderen de deur van de Marskramer interessanter vonden.

We steken over en hadden daar als ik mij niet vergis een bank op de hoek zitten. Je had daar ook een verfwinkel.Op de hoek van de Vredehofstraat zat volgens mij een banketzaak. Ik herinner me daar vitrines waar allerlei lekkers in lag. Op de andere hoek zat een woonhuis. Volgens mij was daar ook nog een slager maar dit stukje is mij een beetje vaag. 
Sigarenzaak Klop op de hoek was natuurlijk wel een begrip. Net zoals nu gingen we daar iets te snoepen kopen en kreeg je bij een bepaald snoep Batman plaatjes. Ja, toen waren er ook al plaatjes om te ruilen. Buiten hing zo'n "Uit de Muur" sigarettenautomaat. De dochter van Klop zat bij mij in de klas.

Wat zat er op die andere hoek bij Klop? Sorry weet ik het niet meer. De ijszaak Arti, voorheen Stoffels was natuurlijk ook wel heel bekend en een ontmoetingsplaats. Ik proef nog z’n milkshakes en met slagroom erin waren ze helemaal hemels!

Dan weer een gat in mijn geest. Vervolgens een nauwe zaak die hengels verkocht maar dat is een beetje een vaag stuk. Kwam zeker door het ijs waar ik bij het naar huis teruglopen zo van in de ban was.

Van Duijn de bakker. Het was er altijd druk. Ik moest er met regelmaat brood halen. Als je nou wijs was ging je als kind links in de hoek naast de gebaksvitrine staan. Daar bij dat trapje naar beneden de bakkerij in. Je werd dan sneller geholpen. “Een hallefie krop gesneden”. 39 cent ik weet het nog zeg. Dan snel naar huis en het kapje brood opeten als je erge trek had holde je de eerste (2) boterhammen uit. Wat kon het daar altijd lekker ruiken.

Nekeman weer zo’n bekende naam in de buurt. Ik kreeg er mijn 1e fiets op de groei. Ik moest een rondje op de stoep en donderde meteen om tot groot vermaak van het winkelende publiek. Hij verkocht brommers, televisies en radio's en gaf altijd wel korting volgens mij want, kwam bij ons thuis niet aan Nekeman. Weet je nog dat in de Aegidiusstraat ook nog een ingang zat? Daar maakte hij de fietsen. Een leuke anekdote is nog dat ik ooit op een hele ouwe barrel van een fiets reed. Hoe het kwam weet ik niet maar ik was hem ineens kwijt. Zeker uit de gemeenschappelijke kelder gestolen. Tot er een vriend mij na een paar weken  zei, “he, die ouwe rammelbak die al weken bij Nekeman in de Aegidiusstraat staat is toch van jou”? Ik kijken en laat hij daar nou gewoon zonder slot staan. Opstappen en weg alsof er niets aan de hand was. Geen mens gelooft dit tegenwoordig nog.

Dan hadden we daarnaast de Amerikaan schoenenzaak zitten. Een hele nauwe ingang had die dat weet ik wel. Je moest altijd uitkijken dat je niet het rek met de schoenlepels omknikkerde. Hij was goedkoper dan Vos aan de overkant maar alle waar naar zijn geld.

Jamin met z’n ijsjes met die 2 wafeltjes. De ijszaak achterin was lekkerder maar bij warm weer ging zo'n ijsje er ook wel in. Een klein uitstapje de Adamshofstraat in wil ik wel maken. Er zat daar ook nog zo’n ouderwetse kapper waar ik heen moest. 2 oude chagerijnige heren zetten je op een plank, ze pakte je bij je oor en schoren je in een paar halen haast helemaal kaal. Als je mazzel had gebruikte hij een schaar en ik maar met m’n kop trekken dat hij het niet te kort deed. Hoe vaak dat ik niet terug naar huis ben gegaan met de mededeling dat hij dicht was. Ik zei altijd "kort gedekt". Nou vergeet het maar. Ik zal nooit vergeten dat hij me weer een keer lelijk te pakken had gehad. Toen ik klaar was zag ik mijn moeder bij de RMI staan. Ik meende echt te zien dat ze haar lachen niet kon inhouden toen iemand daar op z'n Rotterdams zei: “zo, bejje van de trap gevalluh, jij hoef voorlopig nie meer”.

Op de andere hoek van de Adamshofstraat Lusthofstraat zat de Gruijter. Zo’n kruidenier met die mooie geschilderde tegel van Indonesische taferelen. Het rook daar ook zo lekker naar kruiden en koffie meen ik. Dan kwam Breur. Een grote ijzerwaren zaak met alles voor de doe-het-zelver.
De laatste winkel was van der Meer & Schoep. Wij hielden het bij van Duijn want van droog brood en "kuch"cake hield mijn moeder niet.

Zo, we hebben het rondje terug-in-de-tijd gedaan. Ik hoop dat het herkenbaar voor vele mensen is. Ongetwijfeld heeft u ook herinneringen aan deze periode. Ik ben daar best wel benieuwd naar en let wel dan het liefst met winkels uit de jaren 60 tot de eerste 70-ger jaren want er hebben daarvoor en daarna natuurlijk hele andere winkels gezeten.
Misschien dat ik de straat dan ook nog eens ga inkleuren met wat karakteristieke figuren uit die tijd. Ik ken er ook nog genoeg maar ben daar nog maar niet aan begonnen.

Ik kijk met veel plezier terug op die tijd en als ik er nu weleens doorheen loop moet ik oppassen dat ik niet zeg dat vroeger alles beter was. “Meer onbezorgd” daar zullen we het maar op houden.