Gepubliceerd in "De Oud Rotterdammer" juli 2023
Terwijl meester Staal in een wolk van sigarenrook een stoffige natuurkunde theorie uit probeerde te leggen keek ik door het raam naar buiten. Aan de overkant hingen huisvrouwen hun spierwitte was buiten in de najaarszon. Een meeuw krijste en in de verte hoorde ik het vertrouwde geluid van een draaiorgel. Het nieuwe schooljaar was nog maar net begonnen maar mijn gedachten dwaalde hierbij al weer af naar de onlangs genoten zomervakantie. Voor een reis was te weinig geld maar dat maakte niet uit, de zon scheen altijd we konden onbezorgd buitenspelen, kattenkwaad, fietstochten naar de Hoek (van Holland). Tja, dacht ik vredig fantaserend, “wat zullen we volgend jaar gaan doen?” De bordenwisser die door de klas mijn richting werd opgegooid rukte me uit mijn dagdroom.
Er werd stevig getimmerd, op
duimen geslagen, splinters uitgetrokken en harder gewerkt dan op school. Toen
de hut er stond, hij was 3 hoog, gingen we erin koken op een
petroleumstelletje, we rookten er onze eerste sigaret, merk Gold Coast, we dronken
er ons eerste flesje bier, Oud Bruin. We luisterden muziek op ons transistortje
en de buurt vond het best, men had een keer geen last van ons. Ik zal nooit
vergeten dat ik nieuwe schoenen had gekregen. Het waren de zgn. Kickers die
toen zo in waren. Wat was ik trots op die schoenen. Tot op het moment dat we
gingen eten in de hut. Ik trok een blikje sardientjes open en de olie uit het
blik stroomde zo over mijn mooie schoenen. Buiten dat ik dit verschrikkelijk
vond was ik ook erg bang dat ik gigantisch op mijn donder zou krijgen. Ik
probeerde de vlek met alles te maskeren maar van een afstand kon je het al
zien, zeker mijn moeder. Om die reden heb ik de schoenen haast nooit meer gedragen.
De hut was niet alleen van ons.
’s Nachts deden de tientallen straatkatten hun intrek. Wat hun precies trok
wisten we niet maar één ding was zeker, ze pisten overal. Het gebeurde meerdere
malen dat ik thuis in mijn kamertje zat, iets rook en dacht, kattenpis!
Na 6 weken was de pret voorbij,
de vakantie was over en de hut werd gesloopt door de ROTEB. Het dagdromen in de
schoolbanken over de volgende zomervakantie kon weer beginnen.
Het jaar daarop bouwden we weer
een hut. We volgden dezelfde handelingen bij het verzamelen van hout. De buurt
doneerde veelal de spijkers en binnen een paar dagen timmerden we een nieuwe
hut. Deze was 5 hoog. De hoogte was gelijk aan een lantarenpaal. We kookten, we
rookten, we dronken ennn, van een oudere buurtgenoot kregen we seksboekjes. We
scheurden de platen eruit en hingen ze in ons “appartement” want ieder van ons
had zijn eigen vertrek. Buiten de polderpoezen op de plaatjes waren de
straatpoezen ook weer van de partij.
Door een
korte vakantie heb ik niet meegemaakt dat de ROTEB deze hut afbrak maar Fred
vertelde later dat ze de hut met een vrachtwagen en een groot touw hebben
moeten omtrekken. Hiermee werden de waarschuwingen van de buren, “kijk uit
jongens dit is een bouwval” meteen de kop ingedrukt. Het jaar erna kwam er
geen hut. Door een deelgemeente raadslid in onze buurt werden we gewaarschuwd
dat het niet meer mocht. Er zou gezocht worden naar een alternatief en dat
alternatief kwam er. |
|